Nederland komt internationale verdragen niet na waardoor honderden nazi’s ongestraft zijn gebleven. Dit falen wordt afgeschoven op de schouders van hen die het meest hebben geleden.
Al vijf jaar procedeert Stichting Onderzoek Oorlogsmisdaden tegen de Nederlandse Staat om het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging (CABR) te openen voor nabestaanden. In het CABR, ondergebracht bij het Nationaal Archief in Den Haag, liggen de dossiers van circa 162.000 Nederlanders die na de Tweede Wereldoorlog zijn gearresteerd voor hulp aan de Duitse bezetter.
Koningin Wilhelmina beloofde in een radiorede op 10 mei 1941 dat voor deze ‘verraders in een vrij Nederland’ geen plaats zou zijn. Echter, ze zijn gewoon in Nederland blijven wonen en aldus ontsprongen duizenden de dans.
De veroordeling van kampbewaker John Demjanjuk in München in 2011 opent een nieuwe mogelijkheid van vervolging van nog ongestrafte kampbewakers in Nederland. Maar hun strafdossiers liggen in het ontoegankelijke CABR. De Nederlandse overheid stelt dat de bescherming van de privacy van de oorlogsmisdadigers en ‘politieke delinquenten’ boven internationale verdragen als de Geneefse Conventies en het Genocide Verdrag staat.
Wanneer dit verweer voor de rechtbank geen stand houdt, gooit de Staat het over een andere boeg en representeert de Stichting in haar ogen de slachtoffers niet. Zelfs wanneer het Simon Wiesenthal Centrum in Jeruzalem en het Opperrabbinaat voor Nederland en een aantal nabestaanden het tegenovergestelde bewijzen, houden ministers Ferd Grapperhaus van J&V en Arie Slob van OC&W in april 2020 de opening van de archiefstukken nog steeds krampachtig tegen. Nabestaanden moeten blijven procederen tegen de Staat cq Rijksarchivaris om nazi’s die medeverantwoordelijkheid dragen voor de moord op familieleden op te sporen.
De houding van de Nederlandse Staat doet denken aan het na de oorlog laten betalen van erfpacht door overlevenden van de Holocaust voor hun door de Duitsers in beslag genomen woningen; kil en gespeend van ieder gevoel van medeleven.
Na jarenlang procederen en op het moment dat de Staat alsnog veroordeeld zal kunnen worden, mogen dossiers sinds enkele maanden tijdelijk worden ingezien door de Stichting. Hiervoor gemaakte kosten, inmiddels zo’n honderdduizend euro, wil de Staat echter niet vergoeden, zoals de landsadvocaat op 19 april jongstleden kenbaar maakte in een brief aan advocatenkantoor Knoops, die de Stichting vertegenwoordigt.
Ook bij eventuele vervolgstappen moeten overlevenden het voortouw nemen, want het Openbaar Ministerie speurt al jaren niet meer naar WO2-oorlogsmisdadigers. Terwijl de Duitse justitie met recente aanklachten aantoont dat er nog altijd ongestrafte genocide-medeplegers in leven zijn.
Immers, oorlogsmisdaden verjaren niet.
Het actief tegenwerken van de bestraffing van handlangers van het Naziregime vergroot de ereschuld aan Joden en verzetsmensen. Een feit om bij stil te staan in deze dagen voor de dodenherdenking op 4 mei. De belofte van koningin Wilhelmina blijkt 76 jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog nog altijd niet ingelost.
Arnold Karskens, voorzitter en Hans Knoop, onderzoeksjournalist
Stichting Onderzoek Oorlogsmisdaden te Amsterdam